Hoger Beroep tegen het vonnis van de Kantonrechter? De appèlgrens van € 1.750,-

Deze week sprak ik een nieuwe klant die naar ons kantoor was gekomen na een verloren zaak bij de kantonrechter. Zijn voormalige raadsman had hem tot slot nog geschreven dat de klant niet in hoger beroep (appèl) kon gaan tegen het gewezen vonnis door de kantonrechter, omdat het bedrag onder de appèlgrens van € 1.750,- euro lag. De beste man had ongelijk! Hieronder zet ik uiteen hoe de appèlgrens werkt omdat dit vaak verkeerd begrepen wordt.

In de wet is bepaald dat partijen van een door de kantonrechter gewezen vonnis in hoger beroep kunnen komen, tenzij de vordering waarover de rechter in eerste aanleg had te beslissen niet meer beloopt dan € 1.750,- euro of, in geval van een vordering van onbepaalde waarde, er duidelijke aanwijzingen bestaan dat de vordering geen hogere waarde vertegenwoordigt dan € 1.750,- euro, een en ander tenzij de wet anders bepaalt (voor kenners: artikel 332 Rv lid 1).

De gedachte achter de appèlgrens is dat geen hoger beroep mogelijk behoort te zijn in zaken waarvan het geringe financiële belang niet opweegt tegen kosten en inspanning die gemoeid zijn met de behandeling van de zaak in hoger beroep.

Tegen een vonnis van de Kantonrechter kan je dus in appèl komen bij het Gerechtshof indien en voor zover de vordering meer bedraagt dan de appèlgrens van € 1.750,- euro. Maar wat wordt nu tot dat magische bedrag van € 1.750,- euro gerekend?

Niet relevant is wat de Kantonrechter al dan niet heeft toegewezen, maar leidend is het bedrag dat bij dagvaarding is gevorderd.

Het is een optelsom van de gevorderde hoofdsom, de gevorderde incassokosten en de gevorderde rente tot op datum van dagvaarding (nadien verschuldigde rente wordt daarbij niet meegerekend). Als de tegenpartij een tegenvordering (reconventionele vordering) instelt, dan moeten beide vorderingen bij elkaar worden opgeteld. Voor de reconventionele vordering telt mee de gevorderde rente tot de dag dat de reconventionele vordering is ingesteld. Let op!, als je gedurende de procedure je vordering wijzigt, telt die wijziging mee voor de appèlgrens! Proceskosten tellen niet mee voor bepaling van de appèlgrens (voor kenners: de proceskosten op de voet van artikel 1019h Rv tellen wel weer mee)

Het moment van dagvaarden kan dus relevant zijn voor de vraag of het instellen van hoger beroep mogelijk is. Net als het wijzigen van je eis tijdens de procedure. Door hier tactisch mee om te gaan, kan je dus in sommige gevallen hier je voordeel mee doen. Bijvoorbeeld door ervoor te zorgen dat jezelf in hoger beroep kunt of dat jullie beiden niet in appèl kunnen gaan tegen de uitspraak van de Kantonrechter.

Gaat het om een vordering van onbepaalde waarde, dan kan je niet in hoger beroep als er duidelijke aanwijzingen bestaan dat de vordering niet meer bedraagt dan € 1.750,- euro. Dit laatste geldt niet als de wet anders bepaalt.

Een interessante uitspraak over de vraag of een vordering van onbepaalde waarde de appèlgrens heeft overschreden is die van het Gerechtshof (deeplink.rechtspraak.nl).

Van Loon Incasso Advocaten, Linker dan de Rechter!